Mijn moeder de Romein

“Mijn vader kon het niet laten Latijnse zinnetjes te citeren en mijn moeder kon het niet laten zich daaraan te ergeren. Latijn was haar terrein, hij begaf er zich op eigen risico, het risico fouten te maken. Dat was taal toch ook wel bij ons thuis: een mijnenveld aan mogelijke fouten, of het nu Frans, Duits, Nederlands, Latijn of Grieks betrof. De enige taal waarin ik daaraan ontsnapte was het Engels, een taal die mijn ouders slechts matig interesseerde en die ík van de weeromstuit dan maar heb geclaimd.” (p. 13-4)

Aan het woord is schrijfster Kristien Hemmerechts (° 1955). Zij kreeg de klassieke talen met de paplepel mee. Je verwacht niets anders met een classica als moeder. Tot overmaat van ramp kreeg ze ook les van haar eigen moeder. Niet dat het een slechte lerares was. Ze was vooral heel streng en die kant wilde Kristien Hemmerechts het liefst van al voor anderen verborgen houden. Haar zus was rebelser: zij durfde het aan Latijn-Wetenschappen te volgen – geen Grieks! – en te blíjven volgen, zelfs nadat de moeder dochterlief eigenhandig uit de klas was komen halen. De band die Kristien Hemmerechts met de klassieke talen ontwikkelde, was dus zacht uitgedrukt dubbelzinnig. Het was van moéten en als de dochter van een lerares Latijn diende haar punten vanzelfsprekend hoog te zijn. Die dubbelzinnigheid had ook nog een andere reden:

“Aan de ene kant koester ik de rijkdom aan verhalen en teksten. Laat maar komen, denk ik, uit alle windstreken, hoe meer, hoe liever. Het is belangrijk dat je die taal leert kennen, de taal om met verhalen iets te zeggen over de wereld en over de mensen die haar bevolken; om die wereld te zeggen, om die wereld te laten ontstaan. Aan de andere kant word ik soms een beetje moe van het seksisme in heel wat van die verhalen. En dan denk ik: hoelang moet dit nog duren? Quousque tandem?

Neem nu de Odyssee. Fantastische verhalen, heerlijke avonturen, maar intussen zit Penelope toch maar thuis aan haar weefgetouw te wachten. Hoe dikwijls heb ik de lof op Penelopes trouw niet hoeven te aanhoren? En dat terwijl Odysseus in Calypso’s armen ligt! Tegen zijn zin, zo moeten we geloven, ja ja.” (p. 28)

Kristien Hemmerechts is geen kritiekloze bewonderaar van de klassieke literatuur en dat maakt haar betoog net boeiend. Te meer, omdat diezelfde verhalen later een inspiratiebron voor haar bleken te zijn:

“Hoezeer ik me ook kon ergeren aan Penelope en haar eeuwige weefgetouw, zij drong zich aan mij op toen ik Taal zonder mij (1998) schreef over mijn overleden echtgenoot Herman De Coninck. Ze klopte niet aan met haar weefgetouw, wel met het bed en de proef waarop ze Odysseus stelde.” (p. 34)